Aan het begin van dit decennium woonde ik een tijd in Parijs. Mijn appartement met kantoor keek uit over het idyllische Canal Saint-Martin, met zijn fraaie bruggetjes en sluizen. Zittend aan mijn bureau had ik zicht op het brugje waar Audrey Tautou keitjes keilde over het kanaal in de heerlijk-romantische film Le fabuleux destin d’Amélie Poulain. Parijser kan een uitzicht haast niet zijn. De huurprijs was er ook naar.
Tussen mijn voorgevel en het prachtige kanaal lag -helaas- ook de Quai de Valmy, vooral tijdens de spitsuren gevuld met ronkende vier- en tweewielers die tevergeefs het drukke verkeer op en rond de Place de la République poogden te omzeilen. Als het verkeer er niet stilstond, werd er druk gevlamd. Drie keer in achttien maanden tijd hoorde ik hoe een fietser werd geschept door een wagen, één keer helaas met dodelijke afloop. Maandenlang zag ik vanuit mijn raam de verflijnen die de contouren van wagen, fiets en het levenloze lichaam moesten aangeven. Stille getuigen van een dodelijk ongeval die langzaam maar zeker weer werden weggespoeld door herfstige regenbuien.

Maar op zondag was het feest langs de kaaien. Dan werd het asfalt autovrij en werden de boorden van het Canal, net als die even verderop langs de Seine, ingenomen door joggers, skaters, fietsers, breakdancers, turners, bodybuilders, shoppers en picknickers. Een feest zonder uitlaatgassen, een vrijzone van stedelijk genot voor groot en klein, zonder vrees omvergekeild te worden door een haastige Citroën op weg naar kantoor. De terrassen en cafés zaten vol, de hippe winkel met kinderkleding zette de rekken op het trottoir en de zaak met blinkende kunstboeken draaide overuren. Bovendien raakten de Parisiens door dit soort initiatieven ook vertrouwd met de nieuwe stedelijke mobiliteit op twee wielen. Er opende zelfs een winkel met ‘Cycles Hollandaises’. Je moet als Fransman nochtans een beetje lef hebben om je Peugeot in te ruilen voor een Gazelle.
Nu is Kortrijk uiteraard Parijs niet – al denken sommigen met enige grootheidswaanzin daar anders over. Maar in Parijs zag ik wel wat een herhaalde autoloze zondag kan betekenen voor de leefbaarheid van een buurt en voor de bewustwording rond veilige ecologische stadsmobiliteit. Dat er in de stad waar ik nu woon daarom plannen zijn om één keer per maand het centrum autoluw te maken, kan ik alleen maar toejuichen. Net als ik voorstander ben van de fietszone die begin deze zomer werd geïntroduceerd. Ik heb in het digitale referendum dat nog loopt tot zondag dan ook ja gestemd. Omdat ik geloof dat autoluwe zondagen de stad levendiger kunnen maken, en mensen nog meer bewust kunnen maken van het belang om de auto zo min mogelijk te gebruiken.
Nu lees ik in de lokale krant -niet altijd de meest betrouwbare bron, maar ik moet het er even mee doen- dat zelfs ecologisten neen willen stemmen, of toch zeker geen stemadvies willen geven. Ze voeren hiervoor net als andere critici mijns inziens redenen aan die slechts zijdelings te maken hebben met het principe van meer autoloze of autoluwe zondagen. Ik zet er een paar op een rij.
Zijn er vraagtekens te plaatsen bij een (digitaal) referendum?
Ongetwijfeld, maar de vraagstelling is in deze toch redelijk simpel en eenduidig. Het is een duidelijke vraag waar iedereen een antwoord op kan geven, wat ook de argumentatie is. Het is overigens niet omdat je bijvoorbeeld in principe tegen referenda bent, dat je er niet aan kan deelnemen als er toch één wordt georganiseerd.
Kan er een andere interpretatie gegeven worden aan de uitslag?
Misschien, zeker door politici (en journalisten) die er een sport van maken om uitslagen te duiden in hun voordeel. Maar nogmaals: de vraag is wat ze is. Burgers stemmen over die vraag, niet over iets anders. Dat politici daar een draai aan willen geven, hoort bij het zogenaamde “politieke spel”, waar burgers veel minder mee bezig zijn dan politici in hun eigenwaan wel eens denken. Integendeel, veel burgers kijken er met afgrijzen naar. Het is volgens mij een van de belangrijkste redenen waarom zelfs geëngageerde burgers zich afkeren van partijpolitiek, maar dit even terzijde.
Kan de communicatie rond het referendum beter?
Dat zou kunnen. Maar er is voldoende info beschikbaar, en stemmen gaat eenvoudig. En niemand belet een burger om duidelijk mee te communiceren over hoe het referendum in elkaar steekt en te zeggen wat de inzet is, tegenover medeburgers die misschien nog vragen hebben. Daarvoor kan je als geëngageerde burger ook zelf initiatief en verantwoordelijkheid nemen. (Wat de overheid niet ontslaat van helder communiceren, uiteraard)
Is het onkies dat schepenen het referendum duiden/verduidelijken op een middelbare school?
Uiteraard. Zoiets moet gebeuren door een neutrale (communicatie)ambtenaar. Het is nog maar eens een illustratie van hoe sommige bestuurders de deskundigheid van ambtenaren negeren of opzij schuiven. Ambtenaren die, maar ook dit even terzijde, in tegenstelling tot politici wel een examen hebben moeten afleggen om hun expertise aan te tonen op het domein waarin ze werkzaam zijn.
Zijn er andere en betere initiatieven mogelijk voor een beter fietsbeleid?
Zeer zeker. Maar die kunnen ook genomen worden naast het referendum. Bovendien krijgen deelnemers aan het referendum ook de mogelijkheid om eigen voorstellen te doen rond mobiliteit. Je zou kiezers ook kunnen oproepen hier massaal gebruik van te maken om zo een breder debat én nieuwe initiatieven te stimuleren, in plaats van simpelweg neen te stemmen of tegen het referendum te zijn.
Staat een referendum een breed debat over mobiliteit in de weg?
Dat lijkt me niet. Integendeel, misschien kan het het debat aanwakkeren. De stelling dat een referendum mensen tegen elkaar opzet, lijkt me ook niet op te gaan. Het is nu eenmaal inherent aan de democratie dat meningen van burgers soms tegenstrijdig zijn. Die meningen peilen, lijkt me iets anders dan mensen bewust tegen elkaar opzetten. Met hetzelfde gemak zou je kunnen zeggen dat verkiezingen burgers tegen elkaar opzetten, want daardoor worden ook tegenstrijdige meningen gestimuleerd. Het niveau van het debat, ook over een simpele vraag die je met ja of nee kan beantwoorden, wordt ook mee bepaald door hoe politici hierover communiceren en hoe ze met elkaar in debat treden. In deze hebben politici een voorbeeldfunctie, die ze helaas niet altijd even hoffelijk invullen.
Alle redenen die ik hierboven heb genoemd lijken me volkomen legitiem in een discussie over een breder (mobiliteits)beleid. Maar ze hebben weinig tot niets te maken met de simpele vraag of je voor of tegen meer autoluwe zondagen bent. Niet stemmen of neen stemmen is het kind met het badwater weggooien.
Stel dat de vraag minder onschuldig zou zijn. Dat we mogen stemmen voor of tegen het herinvoeren van de doodstraf in Kortrijk (ik neem express een duidelijk maar zeer beladen onderwerp en een waarvoor de stad niet is bevoegd). Zou je dan, als burger of politicus, je oordeel laten afhangen van de manier waarop het referendum is georganiseerd? Van de communicatie rond het referendum? Of er andere, betere manieren zijn om mensen te straffen? Of zou je toch vasthouden aan het principe dat je voor of tegen de doodstraf bent? Dat lijkt mij de inzet van het referendum, en niets anders.