Een Vlaming op de sportredactie? Hij vond het maar niets, liet Mark Hoogstad op mijn eerste werkdag bij NRC weten. Vlamingen konden niet schrijven (of toch niet zo goed als Nederlanders), hadden behalve dat overschatte wielrennen geen sporttraditie (toch niet zoals de Nederlanders) en ze waren een beetje achterbaks – of toch alleszins minder recht voor de raap dan de gemiddelde Nederlander. Om eraan toe te voegen: “Maar neem het vooral niet persoonlijk, je krijgt heus wel de kans om te tonen dat ik ongelijk heb. Veel succes!” Ik kreeg een warme lach en een flinke schouderklop.

Dat was Mark. Geen blad voor de mond, stoer, maar ook wel een beetje een jongetje. Eigenwijs, maar tegelijk bereid zijn mening te herzien, al zou hij het zelf subtieler verwoorden. Want schrijven, dat kon hij als geen ander. Hij kon streng zijn voor anderen, maar voor zichzelf was hij nog strenger. Alleen het perfecte stuk was goed genoeg.
Enkele maanden na dit ongewone welkom tuften we samen in zijn auto naar Eindhoven om hockey te kijken. Ik mocht sjekkies voor hem draaien, en ondertussen vertelde hij honderduit, over sport, maar ook over zijn vrouw (“ik weet het, het is niet altijd even makkelijk om mevrouw Hoogstad te zijn”) of de soms moeizame verhouding met zijn vader. En we dronken pilsjes, bij Leo in Kralingen en andere bruine kroegen in de stad.
Ja, hij kon soms onhebbelijk zijn, de zin voor relativeren even verliezen, zich (te) verongelijkt voelen. Dat zei ik hem dan, ook omdat ik als plaatsvervangend chef wel eens beslissingen moest nemen waar hij het niet mee eens was. En dan priemden die scherpe ogen door je heen, en verscheen er vervolgens een monkellachje om zijn mond: “Ben je wel zeker dat je een echte Vlaming bent?” Dan wist ik dat de boodschap was aangekomen.
Het is die lach die me zal bijblijven. Het monkellachje bij binnenpret, maar evengoed een bulderende schaterlach. Want Mark hield van het leven, en heeft het ook ten volle geleefd, daar in zijn Rotterdam.
Toen we vanuit Eindhoven over de nachtelijke Van Brienenoordbrug reden zei Mark, met liefde in zijn stem: “Kijk nou, waarom zou je ergens anders willen wonen?” Ik kon hem geen ongelijk geven.
Vanmiddag vernam ik via twitter dat Mark, amper 48, is overleden. Nu woont hij ergens anders. Ik ben zeker dat Rotterdam hem mist. En dat hij met een monkellachje om zijn lippen naar zijn stad kijkt.
Dag Mark! Dank dat ik na die eerste dag toch je vriend mocht zijn.